Het echte werk

Gepubliceerd op 4 maart 2021 om 09:35

Het echte werk

Maandag fietste ik naar mijn nieuwe werk. Ja, je leest het goed: náár mijn werk. Dat mocht voor één keer, omdat ik nieuw was. Op mijn tweewieler koerste ik door de stille binnenstad van ‘s Hertogenbosch. Ik werd er bijna emotioneel van.

Ongekend, die pure stilte. Even leek het als vanouds. Alsof de winkels gewoon nog gesloten waren, omdat het nog geen tijd was om de deuren te openen. Alsof de stad langzaam zou ontwaken.

Ook het kantoor leek net echt. Ik stalde mijn fiets en deed mijn mondkapje op. Zelfverzekerd stapte ik de draaideur in. Er was geen rook, maar een seconde later voelde het alsof ik bij Henny Huisman uit de magische lift kwam. Ik werd ontvangen door een vrolijke dame bij de receptie die duidelijk ook behoefte had aan een praatje. Ze legde me het volledige horecabeleid uit, vertelde me tot in detail over de geheime route naar de fietsenkelder en gaf me mijn eigen toegangskaart tot de attractie: Kantoorpand The Ride.

Met angst in mijn lijf passeerde ik de vleesetende toegangspoortjes en een melancholisch gevoel overspoelde mij toen ik de ergonomisch verantwoorde kantoorspullen weer zag. Och ja, kijk nou, een bureaustoel. Ik was bijna vergeten dat die dingen bestaan. Gretig zocht ik naar de hendel om mijn stoel te laten zakken. En omhoog en omlaag. Wat een ervaring.

Na een kwartier spelen met de zitting, rugleuning en armsteunen, was het tijd voor een cafeïneshot. Twee automaten, met tien soorten kantoorkoffie. Even twijfelde ik over de latte. Maar toen ging er een laadje met een verre herinnering open. Weeïg, muf en alles behalve oppeppend. Ik vertrouwde op dat onderbuikgevoel en ging voor zwart.

De automaat maakte een geluid alsof het malen van de bonen veel moeite kostte. Uiteindelijk perste de logge machine de koffie in een bekertje. Een papieren bekertje! Nou dat proef je hoor! Ah, wat een trip down memory lane! Straks misschien nog soep uit een zakje. Wie weet. Maak me gek.

Het allerbelangrijkste verschil met thuiswerken: ik zag mijn nieuwe vierdimensionale collega’s. Van vlees en bloed. Andere mensen, jeetje. Hoe ga je daar ook alweer mee om? Anders dan met de surrogaatcollega waarmee ik de eetkamertafel en het bed deel. Een thuiscollega is andere koek dan een kantoorcollega.

Vaak word ik geprezen door echte collega’s omdat ik altijd ‘zo mezelf ben’. Maar mijn vriend vreest inmiddels voor mezelf. Mezelf accepteert niet als er appels gegeten worden binnen een straal van vijf meter. Mezelf wil graag oplossingen horen voor vage kantoorproblemen met online collega’s.

Bovendien doet mezelf niet meer zoveel moeite om er een beetje leuk uit te zien. En ’s avonds is mezelf ook zeker niet altijd vrolijk. Dan klaagt ze dat ze te weinig mezelf is geweest en te veel juf en gefrustreerde moeder.

Nou en daar moet je natuurlijk niet mee aankomen bij echte, nieuwe collega’s. Mijn outfit was prima en mijn misofonie zette ik in de slaapstand. Maar toen wist ik het even niet meer. Ik ben zo getraind om alles en iedereen om me heen compleet te negeren. Ik weet bijna niet meer hoe je een live gesprek voert, zonder dat er doorheen gepraat wordt.

Het voelde alsof ik op een podium stond met publiek dat voor mij kwam. Om naar mij te luisteren. Het was even onwennig, maar toen hoorde ik engelen zingen. Wat een aandacht kwam mij toe. Waar had ik dit aan verdiend?

Voor ik het wist was het lunchtijd. Ik haalde mijn brave boterhammen tevoorschijn. Mijn collega’s kochten een tosti. Ik was het zelf vergeten maar dat gaat dus zo: je geeft geld en iemand anders maakt dan een tosti, alleen voor jou. Serieus! Niemand die je tosti op slinkse wijze afhandig maakt. En de boterhammensnack is zelfs wárm als je hem opeet.

We wandelden vervolgens door het centrum en praatten over koetjes en kalfjes. Koetjes en kalfjes bestaan dus nog wel. Ook al maakt iedereen vrij weinig mee, dan nog is het best leuk om van anderen te horen hoe zij de coronatest hebben ervaren of hoe zij nog zin aan hun leven geven.

Terug op kantoor viel me vooral op dat mijn collega’s elkaar met rust lieten. Hersenpannen werden niet ingeslagen, geen gezeur om snoep en niemand plaste in zijn broek. Of wel, maar dan heb ik het niet gemerkt.

Toen kwam het moment van naar huis gaan. Alle zooi om mij heen paste in één laptoptas. En daar was het dan ook klaar mee. Geen zwervende legoblokjes, geen verlaten poppenkinderen en nergens stukjes klei met haren en kruimels. Ik hield tijd over met weggaan. Hier zou ik wel aan kunnen wennen.

Ik snoof nog een laatste keer de kantoorlucht op. Ik twijfelde of ik zou vragen of ik een papieren bekertje en een zakje cup-a-soup mocht meenemen. Gewoon om het kantoorgevoel ook thuis te kunnen beleven, maar ik hield me in. Tot over een paar maanden jongens. Morgen ben ik weer online.

Ik fietste door de nog altijd slapende stad naar huis. Of naar mijn werk. Het is maar hoe je het bekijkt.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.