Festival Corona

Gepubliceerd op 29 mei 2020 om 20:47

De school is onlangs weer gestart en ik heb een beetje hetzelfde gevoel als wanneer ik terugkom van een festival. Een festival dat twee maanden heeft geduurd. Het was gezellig en ik houd er warme herinneringen aan over. Maar echt uitgerust? Nee, ik ben kapot.

Op weg naar huis van het campingterrein denk ik verlangend aan mijn eigen bed. De luxe en het comfort. Nu denk ik op de terugweg van school naar huis aan stilte en rust. Net iets te enthousiast vertelde ik mijn kinderen een paar weken terug dat ze weer ‘mochten’. Zelf kan ik het nog niet helemaal bevatten. Ik draag twee kleuters over aan de juf en mijn jongste stal ik in het halletje van het kinderdagverblijf. Onwennig fiets ik naar huis.

Rust in de tent. Stilte. Ik wist niet meer hoe dat klonk. De eerste kinderloze maandag hoorde ik nog wel een piep in mijn oren. Te dicht bij het podium gestaan, vermoed ik. In de huiskamer, onze eigen Alpha-tent, werd moderne muziek gemaakt, die ik niet altijd begreep. Praten, zingen, krijsen, huilen vermengd met de lijzige klanken van Elsa. En als support act Bumba. We want more!

Naast de chaos van geluid, was er stress. Het werk-/schoolschema van de afgelopen weken was vergelijkbaar met een blokkenschema met gave bands. Te veel te doen. Te weinig tijd. Het zijn altijd de artiesten die je niet hebt gezien, die achteraf lovende recensies krijgen. Thuis zijn het niet alleen maar de beste dingen die blijven liggen. Het wasgoed, in alle levensfases. Stof, op alle kasten, stoelen en deuren. Maar ook sporten heeft een en al overlap met andere activiteiten, zoals uitgeput op de bank hangen.

Je moet keuzes maken binnen een overvolle time table. Voor mijn werk koos ik ervoor om niet bij digitale borrels aan te sluiten. Dat leek me een logische keuze. Het gevolg is dat je in een teamoverleg merkt dat er inside jokes zijn, die je compleet gemist hebt. Al vaak heb ik schaapachtig naar giebelende collega’s zitten kijken. Je had erbij digitaal bij moeten zijn, denk ik.

Het heeft wat weg van de verstandige keuze op een festival om niet mee te gaan naar de 24-uurstent ‘omdat je de volgende dag wel fit wilt zijn.’ Die bewuste volgende dag voel je je eigenlijk toch heel brak én je hoort de hele dag flarden van verhalen van een onvergetelijke nacht. Een achterstand die je nooit meer inloopt. Tijdens een festival niet, maar ook op je werk word je een wormvormig aanhangsel. Een dik, vatsig aanhangsel welteverstaan, want de catering was goed verzorgd op ons eigen festivalterrein.

Voor een festivalweekend, neem ik me altijd voor om niet alleen ongezond te eten. Maar met een ruggengraat van een weekdier ga ik op dag 1 overstag als ik die heerlijke Belgische frieten ruik en het gele, vloeibare goud zie lonken. Ik praat het goed voor mezelf door te benadrukken hoeveel je loopt naar, van en over het terrein. Maar de bierteller en de stappenteller lopen niet synchroon. Een weekend kamperen is goed voor 5 kilo extra bagage. In een rugzak die je niet meer af kunt doen.

Het plan voor thuis was om niet te veel te snacken, snoepen en snaaien. En ik zou keurig iedere dag bewegen en sporten. Compensatie voor het ontbreken van woon-werkverkeer op de fiets. Een goedpratertje in dit scenario waren de kinderen. Zij zouden voor genoeg beweging zorgen. Wat ook gedeeltelijk waar is. Mijn tweejarige besloot op de dag van de intelligente lockdown te stoppen met lopen. Been there, done that, moet hij gedacht hebben. Je laten dragen is veel makkelijker. Het oudere koppel geeft continu commando’s: haal dit, doe dat. De drillmasters hebben geen respect voor mama’s die zitten.

Maar tegenover die krachttraining stonden taarten. De verveelde kleuters wilden namelijk taarten, cakes en koekjes bakken. In de praktijk bakten en aten zij er niets van. Het bakritueel: één appel schillen, zuchten, nog een keer zuchten en dan naar buiten rennen, een halfuur spelen en dan terugkomen en om als drie verslaafden de gardes af te likken. Maar de taart lieten zij links liggen. Als een feeder heb ik nog geprobeerd mijn deegwaar te slijten aan de buren. Maar zij vreesden na vier halve taarten voor hun gewicht. Dus deelde ik maar heel veel met mezelf.

Het toilet deelde ik wel met een hele horde. Ook dat is vergelijkbaar met een festival. Enige verschil is dat ik thuis niet in de rij hoef te staan. Meestal. Op een festival wel. En daar mondt de wachtrij bijna altijd uit in een grote bak gevuld met teleurstelling, kommer en kwel. Bij mij komt er namelijk altijd een zwetende kerel uit het wc-hokje. En dat is zeker geen goed voorteken. Hier thuis zijn er geen zwetende kerels die uit het kleine kamertje komen, maar een slagveld wordt het vanzelf met medegebruikers met het verstand van een kind van 6.

Ongelukjes die ongedaan gemaakt worden met het wc-handdoekje. Dat vervolgens netjes teruggehangen wordt. Zonder ooit een Dixi van de binnenkant gezien te hebben, handelen mijn voorgangers er wel naar. Ach wat fijn, mijn voorganger heeft lekker zitten poepen. De vergeten drol als bewijs. En als je de deur niet op slot doet, komen de coronagangers gewoon gezellig een praatje maken met je. De volgende keer neem ik een biertje mee. Dat doe ik op een festival ook regelmatig.

Dus. Ik geniet nu van alles wat de kinderloze maandag mij te bieden heeft. Reinheid, rust en regelmaat. Zoals ik kan genieten van een warme douche en een echt bed na een festival. Maar ondanks alles komt er een moment dat ik terugverlang naar de chaos. Want die chaos gaat namelijk samen met een gevoel van puur geluk.

Of je nu voor een podium staat tussen 50.000 mensen of met 3 kinderen op een picknickleedje op de hei zit. Dat onbeschrijflijke, intense gevoel dat even niets anders ertoe doet, dat heb ik toch niet vaak in het normale leven.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.