De druppels sijpelen over het raam. Het fluitje klinkt. Langzaam trekt het perron aan me voorbij. Ik doe mijn oordopjes in en laat de wereld om me heen even voor wat het is. De wereld mij helaas niet. In mijn ooghoeken wiebelt een grijze vlek. Na een minuut negeren, geef ik het op. Een verwarde vrouw playbackt tegen me. Ze lijkt een prangende vraag te hebben dus ik keer weer even terug uit mijn cocon. ‘Is die stoel naast u bezet?’ Verbaasd kijk ik naar de lege stoel rechts van mijn. ‘Uh, nee.’
‘O, fijn!’
Fijn ja. Uit haar tas haalt ze een broodje met rauwe uien. Zo ruikt het. Als een wild beest valt ze de uiensandwich aan. Ze schranst het ding in drie monsterlijk happen weg. Daarna gaat ze op zoek. Vijf afgeragde tassen moeten eraan geloven. Driftig keert ze haar bagage binnenstebuiten. Dan heeft ze gevonden wat ze zocht. Een tandenstoker. Als een malle wroet ze tussen haar tanden. Haar agressieve bewegingen zijn angstaanjagend. In haar grijze, verwilderde coupe lijkt een echt vogelnestje te zitten. En ik zie groenige, onverklaarbare verfpunten op haar gezicht.
Nadat haar tanden allemaal drie keer een ontmoeting met de stoker hebben gehad, bergt ze haar priem weer op. Diep, heel diep in wollen, ontbindende schoudertas. Uit een andere tas haalt ze… serieus? Ja nog een broodje uien komt tevoorschijn. En het hele ritueel herhaalt zich. Om het plaatje compleet te maken, ontdoet zij zich van haar paarse rubberlaarzen. De geur van haar vochtige geitenwollen sokken, vermengt zich met de uienlucht en haar adem. Ik word misselijk. Ze kijkt me weer hoopvol aan, terwijl ze iets zegt zonder geluid. Ik doe mijn oordopjes weer uit.
‘Weet u waar de wc is?’ Ik kijk naar de wand: WC ->. ‘Naar rechts, de WC is naar rechts’. Op haar wollen sokken loopt ze weg. Haar complete leven laat ze bij mij staan.
En dan heb ik door wie zij is! Zij is één van de figuranten in mijn leven. Zij is er één uit de categorie ‘De vreemde medepassagier’. Heel vaak reis ik niet meer met de trein, dus ik was het bestaan van deze exoten vergeten.
Door de jaren heen heb ik verschillende figuranten om me heen verzameld. ‘De lange man’ is ook een categorie. Hij duikt altijd onverwacht op tijdens concerten. Meestal is hij er ineens als ik mijn hoofd één keer heb omgedraaid. Hij is de langste persoon in de zaal. En hij staat recht voor mij. Op tien centimeter afstand. Hij heeft geen gezicht. Althans dat heb ik nog nooit gezien. Wisselen van plek is zinloos. Binnen twee minuten staat hij er weer.
Verder wordt mijn leven verrijkt het bestaan van ‘De persoon met één artikel’. Meestal zijn er twee of drie van deze figuranten in de supermarkt. Zodra ik de eerste boodschappen uit mijn volle gezinskar op de band leg, staan ze ineens in een rijtje achter mij. Vaak heb ik pas door dat het er meer zijn als ik de eerste heb voorgelaten. Dan melden de andere twee zich ook.
Ook ‘Het aandachtvragende kind’ vind ik regelmatig op mijn pad. Als ik met mijn eigen drie kinderen in de speeltuin ben, zie ik deze figurant vaak al in de verte naar me loeren. Als ik mijn kinderen aandacht geef, sluipt een onbekend aandachtszoekertje dichterbij. ‘Ik zou ook wel geduwd willen worden op de schommel…’ Puppy-ogen kijken me dan verwachtingsvol aan. Wat denk jij, figurantenkind? Ik heb al drie kinderen. Three is a crowd. Ik vraag me altijd of deze figuranten ook ouders hebben. Die zie ik namelijk nooit. Heel sneu en zielig. Maar ook lastig af te schudden, deze exemplaren.
Ik vraag me weleens af hoe mijn leven eruit zou zien zonder deze figuranten. Het zou een leven zijn met minder ergernissen. Maar ook met minder kleur. Een haat-liefdeverhouding.
De trein stop. Station Utrecht. De paarse regenlaarzen stappen parmantig over het perron. Het fluitsignaal klinkt. Ik kijk haar na en vraag me af of zij ook figuranten in haar leven heeft. Misschien ben ik er wel één... ‘De ongeïnteresseerde, enigszins geërgerde dame met oordopjes in haar oor.’ Wat een suffe figurant is dat!
Op zoek naar een paar paarse regenlaarzen dus.
Reactie plaatsen
Reacties