Fitmom wannabe

Gepubliceerd op 10 september 2019 om 21:33

Eén keer per week ben ik fitmom. Ik wurm me dan in een legging van zwempakkenspul en een fluoriserend roze shirt. Dat is hoe een serieuze sporter er uitziet, denk ik. In die sportoutfit doe ik nog even snel de afwas, poets ik hier en daar een kindergebitje en gooi ik het afval weg. En dan ga ik erop af.

Op mijn met kinderzitjes volgebouwde fiets haast ik mij over het viaduct naar de bootcamptraining. Ik heb niet altijd zin. Het vooruitzicht op het goede gevoel dat ik eraan overhoud, trekt me meestal over de streep. Dat gevoel, dat werd een paar weken terug volledig te gronde gericht. De trainster zei tegen een jonge, frisse, strakke sportster van 25: ‘Goed dat je weer drie keer per week bootcampt! Ja, weet je wat het is, als je maar één keer per week gaat sporten, kun je het net zo goed niet doen. Dat heeft totaal geen zin.’

Mijn hoop om ooit blubberloos door het leven te gaan, stierf ter plekke. Het was een pijnlijke dood. Wat stond ik daar dan in godsnaam te doen? Waarom lag ik met mijn ellebogen in de kiezels te ‘planken’? Of nam ik 30 keer achter elkaar een poepende houding aan? En dat gewicht boven mijn hoofd? Goed voor drie dagen spierpijn? Dat was dus onnodig leed? Dat stond niet in de wervende facebookpost… Of waren dat de kleine lettertjes?

Wij behouden ons het recht voor om oude vellen het gevoel te geven dat ze goed bezig zijn, maar kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor uitblijven van conditie, spierkracht en/of gewichtsverlies.

Ik had twee opties. Niet meer gaan. Of vaker sporten. De eerste optie lonkte, maar net op dat moment maakten mijn ‘love handles’ een guitig sprongetje boven mijn broekriem. Optie twee it was. Bah. Maar hoe dan? Meestal zitten alle avonden al ramvol. Weekenden bestaan in mijn wereld niet meer. Wat blijft over? Een creatieve oplossing. De gouden combi. Zo doopte ik hem.

Iets met woon-werk en iets met hardlopen. Dat was de kiem van mijn sportproject. Het idee was er, nu de uitvoering nog. Omdat ik niet druipend en stinkend op mijn werk wilde komen, besloot ik dat náár huis zou gaan hardlopen. Maarrrr, dan moest ik natuurlijk ook nog óp mijn werk zien te komen. Alle logische vervoersmiddelen vielen af. M’n fiets had ik buiten werktijd ook nodig, de bus haatte ik en lopen paste niet in de planning van mijn vijfjarige opdrachtgevers.

Ergens ver weg in een stoffig hoekje van mijn brein, zag ik ineens iets oplichten onder begeleiding van engelengezang: mijn inline-skates. Superlelijk, twee decennia oud, maar ik wist waar ze lagen en dat ze het nog deden. Oké. Probleem opgelost. Volgende probleem. Wat kun je allemaal meenemen als je skate? En wat wil je achterlaten op je werk als gaat hardlopen naar huis? Logistieke issues alom.

Mijn laptop legde ik in ieder geval de avond tevoren in mijn werkkluisje. Sleuteltje in mijn handtasje. Check. Ik hoefde de volgende dag alleen nog mijn hardloopspullen en een pinpas mee te nemen, had ik bedacht. Gelukkig had ik nog een schoolrugzak van de kinderen liggen. Niet echt profi, maar goed genoeg. Ik was klaar voor de implementatie van mijn plan.

Wat een slecht plan bleek dat te zijn. Stuntend startte ik op de oprit. Ongelijke kinderkopjes, zand, takjes en gebrek aan remkracht. Meer zeg ik er niet over. Ik had vroeger een klasgenootje wiens ouders samen gingen skaten. Treurig vond ik dat. Ik denk dat ze om en nabij de veertig waren. Hoe sneu, die oude mensen...

Goed, ik kwam heelhuids aan. Net iets klammer dan ik had gehoopt. Angstzweet vermoed ik. En toen pakte ik mijn … handtasje? Fuck nee. Mijn kinderrugzak. Zonder sleuteltje van mijn kluisje.

Gelukkig waren er reservesleuteltjes! Die geen van allen pasten. Naar huis gaan had voorlopig geen zin. Ik had geen huissleutels. Te veel bagage had ik eerder bedacht. En mijn oppassende schoonouders waren op pad.

Om toch iets te doen te hebben ging ik mijn mail maar beantwoorden op mijn telefoon. Achter mijn bureau. Net alsof ik een heel klein computertje had. Mijn collega zag me prutsen en bood me uit medelijden haar laptop tijdelijk aan. Rond de lunch kreeg ik een berichtje dat opa, oma en mijn kleine vent weer thuis waren.

En ik had een vervoersmiddel ontdekt onder een plastic hoes in de bedrijfsfietsenstalling. De supersonische, ultracoole leen-e-bike. Om die te openen had ik een app nodig. Ik was zo onder de indruk van dit technische vernuft dat ik de e-bike een paar keer open en op slot heb gedaan. Gewoon. Omdat dat leuk was. Bzzzt, bzzzt. Daarna ging ik voor het eerst in mijn leven elektrisch. Veel merkte ik er niet van. De fiets leek zelfs zwaarder te trappen. Waar waren mensen toch zo enthousiast over? Na twee kilometer kwam ik erachter dat ik hem niet aan had staan. Dat had de app niet voor me gedaan.

Maar toen. Toen vloog ik. Alsof ik op een brommertje zat. Ik voelde me weer even kind. Ik vloog de poort door en pakte het sleuteltje van mijn kluisje uit mijn tasje. En ik vloog weer terug. Turbo aan, appeltje in de hand. Dat bleek overigens niet zo’n goeie combi. Eten en racen gaan niet samen. Appeltje dus onder mijn oksel. Aerodynamica boven voedsel!

Na dit activiteitenprogramma was ik er natuurlijk nog niet. Dit alles was ter voorbereiding op het eigenlijke doel: hardlopen naar huis. Ik zat er al redelijk doorheen. Maar ik vermande me en om half zes hees ik me in mijn strakke broek. Blitse schoen aan. Laptop in het kluisje. Sleuteltje in de hand. En hollen maar. Hijgend en zwetend kwam ik thuis. ‘Mama… heb jij gesport??’ Ja, mama heeft gesport inderdaad. De héle dag! Mama is een fitmom.

 

Een heel treurige, rare, stuntelende fitmom met spierpijn. Heel veel spierpijn.

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.