Het fietsplan

Gepubliceerd op 9 mei 2019 om 21:01

Ik heb een nieuwe baan met de beste arbeidsvoorwaarde die ik me wensen kan. Ik kan op de fiets naar mijn werk.

Het bevalt me erg goed, zo’n frisse neus en het gevoel dat ik spieren heb. Maar het klinkt op papier wel ietsiepietsie beter dan het in werkelijkheid is. En dat zit hem niet zozeer in de activiteit fietsen. De nevenactiviteiten besmetten mijn gevoel van vrijheid enigszins. Nieuwe logistieke vraagstukken steken namelijk de kop op.

Het voormalige breng- en ophaalsysteem liep als een geoliede machine. Met duidelijke rollen en taken en optimale efficiëntie. Zelfs het onvermijdelijke mama-wil-jij-gaan-o-dan-poep-ik-mijn-luier-nog-even-vol-moment, paste in mijn planning. Ik was verantwoordelijk voor het wegbrengen van de kleinste van het stel. Met de auto. Dat lag op de route.

Mijn vriend racete in de parallelle wereld tegen de klok. Op zijn eigen manier. Hij was verantwoordelijk voor de kleutertaxi, maar nam die taak niet altijd serieus genoeg naar mijn zin. Soms probeerde hij rustig een slok te nemen van zijn koffie. Maar mijn alter ego, de ochtendfeeks, duldde geen kalmte en rust. Om 8.20 uur gaat de school open. Een heel heldere deadline waar ik me graag aan houd.

Ik gaf drilinstructies. Aan iedereen. Met in mijn ooghoek het treiterende magnetronklokje. 8.09 uur. Nog 1 minuut en dan vergaat de wereld. Iedereen jassen aan, tassen om. Hop, hop in die bak. Garagedeur omhoog. Een klein aanmoedigend, of dwingend, zetje tegen de bagagedrager en daar vertrok mijn trouwe ros met onze welpjes in de bakfiets.

Gezellig was het niet per se, maar het systeem werkte. Min of meer. Nu ik op de fiets ga, is het logisch om een andere taakverdeling te hebben. Het kinderdagverblijf ligt nu niet meer op mijn route. Dus ik breng de oudste twee naar school. De tijdstress is nu geheel de mijne.

Als bonus heb ik een extra uitdaging gekregen. De hoe-vraag. Hoe krijg ik twee 5-jarigen op school zonder de auto? Mijn stoere transporter biedt ruimte voor één dreumes en één kleuter. Een stoeltje voor en het een stoeltje achter. Daar moet ik het mee doen. Hoe vervoer je dan twee kleuters? Eén onder je arm en de andere achterop?

Nee, de enige optie is die bak op wielen. Wij hebben er zo eentje voor bikkels. Zonder elektrische aandrijving. Twee baby’tjes in zo’n bak was nog wel te doen. Maar 40 kilo… Poehwee. En dan van die venijnige heuveltjes tussendoor. Sommige red ik net. Drie keer terugschakelen en toch bijna achteruit het dijkje af. Real life spinning. Erg charmant is het trouwens ook niet om met een kokerrok/dwangbuis en hoge hakken de bergen van Hintham te beklimmen. Maar een omkleedactie vind ik een net iets te uitgebreid ochtendprogramma.

Fietsen ruilen doe ik wel. Ik overleef woon-werkverkeer op een bakfiets simpelweg niet. Ik rijd dus terug en pak mijn hippe fiets uit de garage. Geen mamafiets voor hipster Janneke. De kinderzitjes verraden helaas dat ik helemaal niet meer hip ben. En die bastards zorgen ook voor spannende momenten bij op- en afstappen.

Tussentijdse opstapacties kunnen levensbedreigend zijn. Heb ik gemerkt. Als je gas geeft zonder dat je billen het zadel raken, is de kans ongeveer 70% dat je tegen de vlakte gaat. De andere 30% is goed voor een achterwaartse knik van 90 graden in je rug. Ik weet niet wat beter is. De truc is om, eenmaal opgestapt, te blijven zitten tot de finish.

Na de tour de ’s-Hertogenbosch met alle acrobatische kunsten inbegrepen, ben ik ongeveer 3 kwartier later op mijn werk. Omgerekend ga ik ongeveer 4 km per uur. Zo voelt het niet. En zo zie ik er ook niet uit. Met verwilderde haren en zweetdruppels aan mijn neus stap ik het kantoorpand binnen.

Dat deel zit er dan op. Wat rest, is het ophaalsysteem. Dat lijkt enigszins op het brengsysteem. Mijn laptop gaat net als op de heenweg in het achterste kinderzitje. De in de pauze verkregen boodschappen in het voorste zitje.

Vandaag moet ik een tandje extra bijzetten. Te laat vertrokken. En ook nu weer heb ik een capaciteitsprobleem. Een fietsruil is onvermijdelijk. Daarbij ben ik ook nog zo stom geweest om mijn kinderen te vragen hóe zij opgehaald willen worden. Met de step. Oké. Denk na. De step. Keer twee. Hoe dan?

Garagedeur open. Fiets naar binnen. Onder elke arm een step. En sjouwen maar. Na 20 meter bedenk ik een alternatief. Ik vouw de roze stuntstep uit. Ik ben een meisje. De blauwe houd ik onder mijn arm. Ik maak vaart en word overmoedig. Harder en harder. De verbaasde blikken van suffe forenzen negeer ik. Durf te leven.

Wist je trouwens dat stuntsteps heel kleine wieltjes hebben? Die niet over stoepranden gaan?

De roze step blijft staan. Voor de stoeprand. Ik niet. Mijn rechtervoet heeft het nog niet helemaal door en maakt nog één elegante stepbeweging. Mijn linkervoet stelt vervolgens alles in het werk om de afstand tussen mij en het snoezige klinkerpaadje minimaal te houden. Vol adrenaline bereik ik de buitenschoolse opvang. Daar tref ik twee uitgeputte kleine mensjes aan. 'Steppen? Serieus mama?'

Over de terugweg doen we ongeveer drie uur. Step ingeklapt. ‘Ik wil toch wel even steppen.' Step uitgeklapt. ‘Deze stoep is niet fijn.’ Step ingeklapt. Steppen onder de arm. Rugzakken aan de arm. Knutselwerken in mijn handen. En twee kleutertjes die tergend langzaam lopen. Bijna moonwalkend.

Na de wandeleendaagse open ik de achterdeur. Ik hoor het magnetronklokje gniffelen. Bijna 18.30 uur en nog geen pan op het vuur. Echt tijdwinst levert al die extra beweging niet op.

Maar hé, ik kan wel op de fiets naar het werk. Dus.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.