Het ruikt hier naar… Heel naar.
Pong, pongpong, pongpongpongpong. Stil. De stuiterbal verdwijnt in de twilight zone. ‘Ik pak hem wel!’, roept mijn dochter enthousiast. Daar gaat ze. Als een moedige krijger duikt zij in de onderwereld. Mijn hartslag versnelt. Zou zij wederkeren van deze queeste? En in welke hoedanigheid? Net voordat ik in paniek naar haar benen grijp, wurmt zij zichzelf onder de kast vandaan.
Geheel ongeschonden is zij niet uit de strijd gekomen. Ze heeft een wazige blik en een doffe uitstraling. Grijze ragen kleven aan haar pyjamatruitje. Ze lijkt zelf nog niet helemaal te beseffen wat er is gebeurd. De euforie regeert. De bal is terecht. Maar ik weet wel beter. De boodschap komt hard aan. En is aan mij gericht. Het monster kent geen genade. Een hond pist tegen een boom. Dit wezen bezoedelt mijn dochter om zijn territorium te markeren. 1-0 voor het Stofmonster.
Jan Steen zou trots zijn, maar ik schaam me enorm voor mijn huishouden. Als ik terugkom van een weekendje schoon, kijk ik er altijd met een frisse blik naar. Dat is in dit geval niet gunstig. Om te beginnen blijk ik zo’n huisluchtje te hebben. Wat je vroeger weleens bij vriendjes of vriendinnetjes rook. Waar ze zich nooit wasten. Een eigen luchtje. Hoe ik eraan kom? Nou ik heb wel een vermoeden.
In mijn gordijnen zitten yoghurtvlekken. Dat zijn dan ook de enige vlekken die ik kan duiden. Omdat ze recentelijk zijn toegevoegd door mijn zoontje. Expressionisme tijdens het dessert. Maar zo zitten er ook nog oranje, rode en bruine exemplaren. Ik weet niet hoe lang ze er al zitten. Hoe ze er gekomen zijn. En of ze in een vorig leven wit waren.
Mijn houten vloer is bijna hip. Een beetje die steigerhouten look & feel. Iedere dag zandstralen we hem opnieuw, met hoopjes zandbakzand. En voor de finishing touch voegen onze professionals wat vetvlekken toe. De aardetinten in onze vloer zijn aan de felle kant. Het gebruikte materiaal is fluoriserende klei, nonchalant platgetrapt op lokale plekken. Onze bank heeft een consistentere kleurtoon. De van origine beige kleur is opgeleukt met grote grijze vlekken. Hierdoor krijgt het geheel een speels karakter.
De ruitjes in de tussendeuren zijn iedere dag magneten voor lebberende kindermondjes en van snot doordrenkte vingertopjes. En je zou denken dat dat op een bepaalde hoogte ophoudt, maar zelfs op 1,5 meter hoogte ontdekte ik onlangs een neusafdruk. Mysterieus, nietwaar?
Gisteren besloot ik de ruiten aan de achterkant van het huis te wassen. Het is lente en ik vind het wel leuk om de achtertuin te kunnen zien als ik door het raam probeer te kijken. Schone ruiten dus. Eén avond. Vanochtend was daar ineens de urgentie om gekke bekken te trekken. Snotneuzen, pindakaashandjes, veel kwijl. Met als centraal uitgangspunt een ruit. Need I say more?
Voor een smetvrezerige, werkende moeder is het behoorlijk goor in huis. Ik probeer het echt wel schoon te houden. Maar het lukt me gewoon niet.
Iedere avond ben ik bezig met damage control. Speelgoed opruimen, etensresten verzamelen, stofzuigen, afwassen, wc’s proper houden. Ik ben daar serieus veel tijd mee kwijt. Ik snap dan ook niet dat andere werkende moeders zo’n smetteloos huis kunnen hebben. En leuke designmeubels met hippe accessoires durven neerzetten. In vredesnaam. Hou daar eens mee op! Dat is toch helemaal niet aardig. Naar mij toe.
Ik heb mijn eigen oplossing voor die schaamte. Als de temperatuur enigszins acceptabel is, leid ik visite direct naar de tuin. 15 graden en zon, hup de natuur in. Daar ruikt het naar bloemetjes in plaats van bedorven weet ik veel wat en poep. En daar zijn chaos en felle kleuren vooral heel gezellig. Maar de belangrijkste reden: dan ben ik buiten het zicht van … het Stofmonster.
1-1.
Reactie plaatsen
Reacties